Arthur Schopenhauer(1788-1860)Schopenhauer was door een erfenis in staat te leven voor filosofie en hoeft niet van de filosofie te leven. Hij was een hartstochtelijk mens, waardoor hij ook een hartstochtelijke wil tot waarheid bezat. Doordat hij nooit een kans kreeg in de academische wereld werd zijn drijfveer tot filosoferen nooit minder.Schopenhauer was de eerste die, wat Freud 'drie grote verwondingen' noemde, in kaart bracht en doordacht; verwondingen die onlosmakelijk zijn verbonden met de moderne wereld en het zelfbewustzijn. De kosmische verwonding: onze wereld is een van de vele bollen in een oneindig heelal, waarop een 'schimmellaag van levende en kennende wezens' huist. De biologische verwonding: de mens is een wezen waarbij de intelligentie het gebrek aan instinct en gebrekkige fysieke aanpassing aan de omgeving moet compenseren. De psychologische verwonding: ons bewuste ik is geen baas in eigen huis. Het bewustzijn wordt beheerst door het onderbewuste. Schopenhauer houdt vast aan Kants analyse van de begrensdheid van onze kennis. De onkenbaarheid van de wereld, hoe deze 'an sich' is, is voor hem ,net als voor Kant, een onwrikbaar uitgangspunt. Het geheel van onze zintuiglijke en kenvermogens noemt hij 'voorstellingen' en daarom kan hij beweren 'de wereld is onze voorstelling.' De betekenis die Schopenhauer aan het begrip 'voorstelling' geeft is niet gelijk aan die in ons alledaagse taalgebruik. Wij bedoelen met 'voorstellen' verbeelden, iets voor de geest halen. Wat wij met onze eigen ogen zien noemen we geen 'voorstellingen.' Maar dat is wel wat Schopenhauer er mee bedoeld. Iets met je eigen ogen zie of met je vingers aanraken, dat zijn voor Schopenhauer 'voorstellingen'. Dit is te verklaren aan de hand van bijvoorbeeld zien. Iets zien is strikt genomen niet meer dan prikkelingen op je netvlies die door de hersenen als gegevens worden 'gelezen'. De enige gegevens die we hebben zijn die van die prikkelingen. De rest is de 'voorstelling'. Omdat we niet buiten ons lichaam kunnen treden zijn we heel ontvankelijk voor misleidingen en drogbeelden. Ook al weten we dat een fata morgana niet echt is zien we deze toch. Nu kun je natuurlijk afvragen of we dan niet gevangen zitten in een droom. Schopenhauer beantwoord deze vraag ontkennend en bevestigend. Ontkennend omdat we onze voorstellingen en gevolgen continu aan een alledaagse controle onderwerpen, waarmee ze aan de werkelijkheid worden aan gepast. Maar volgens Schopenhauer is er nog een andere manier om het wezen van de wereld te kennen. Hij zegt dat niet het denkende ik, maar het lijfelijke ij\k de macht heeft om dit geheim te ontsluiten. We kunnen natuurlijk ons lichaam als voorstelling zien, maar we kunnen ons lichaam ook van binnen uit waarnemen. Dan word de mans zijn lichaam gewaar als 'het aan iedereen direct bekende, wat door het woord wil wordt aan geduid.' Van de wereld om ons heen en zelfs van ons zelf hebben we voorstellingen, maar in onszelf zijn we wil. Wil, dat is: lijden, begeren, lust - verschillende gedaanten van het zijn in het eigen lichaam. |
||
|