PICO DELLA MIRANDOLA (1463 - 1494)

Pico della Mirandola werd geboren in het stadje Mirandola in Italië uit een adellijke familie. Hij was al op 12-jarige leeftijd gaan studeren: (kerkelijk) recht. 14 jaar oud ging hij naar de universiteit van Bologna. Hij studeerde aan vijf hogescholen in Italië, steeds ongeveer een jaar, tot hij in 1484 opnieuw naar Florence ging. Hij werd een leerling van Marsilio Ficino die hoofd was van de Platoonse Academie. Op verzoek van Pico della Mirandola ging Marsilio Ficino Plotinus vertalen.

Pico della Mirandola wordt beschouwd als de grondlegger van het humanisme. Hij benadrukt de vrije en centrale positie van de mens. Anders dan zijn voorgangers plaatst hij de mens niet op een vaste plaats in de kosmische hiërarchie. Naar zijn overtuiging schiep God de mens als een vrij wezen. Hij kan degenereren naar de laagste en beestachtigste vormen van de werkelijkheid of kan zich richten naar de hoogste, goddelijke niveaus.

Pico della Mirandola was ervan overtuigd dat uiteenlopende geschriften zoals de bijbel, het Corpus hermeticum, de kabbala en filosofische geschriften als die van Pythagoras, Plato en Aristoteles, alle deel hebben aan dezelfde waarheid. Hij schreef hierover 900 Conclusiones. Hij bestrijdt hierin geen enkele denkrichting; hij wil juist van alle het waardevolle opnemen.

Pico della Mirandola schreef een Oratie over de menselijke waardigheid (1486). Zoiets zou in de middeleeuwen ondenkbaar zijn geweest. Gedurende de hele middeleeuwen had men God als uitgangspunt genomen. De humanisten namen de mens zelf als uitgangspunt.
Zijn pleidooi voor ieders eigen verantwoordelijkheid heeft Pico gemaakt tot de heraut van het nieuwe ideaal: de menselijke vrijheid.

"Niets is bewonderenswaardiger dan de mens. De mens is het gelukkigste wezen dat er bestaat, benijdenswaard voor alle overige schepselen. De mens staat in het middelpunt van het heelal. De mens beschikt over alle eigenschappen die aan de andere wezens, zoals de sterren, de geesten en de dieren, afzonderlijk zijn geschonken. De mens is overigens niet hemels en ook niet aards, niet sterfelijk en ook niet onsterfelijk gemaakt. Het staat de mens vrij om zelf hemels of aards, sterfelijk of onsterfelijk te worden. Als een soeverein kunstenaar kan hij zichzelf modelleren in de vorm die hij kiest. De mens is vergund te hebben wat hij wenst en te zijn wat hij wil. Wanneer de mens daarbij verkiest zichzelf te zijn, dan wordt hij één van geest met God en overtreft hij alles en allen. De mens is een groot wonder."

Geschreven door: Anka Tunnissen, voorbereidende klas filosofie, Joke Smit College