Hildegard's visie

Alles draait bij Hildegard om de vleeswording van het woord en Christus. In de kern van haar kosmische belevingswereld en zijn menselijke aanwezigheid. Deze aanwezigheid is het wezen van het bestaan voor Hildegard. De mens is voor haar Christus. De mens en kosmos zijn één. De mens is kosmos. Hildegard's denken wijst naar boven, naar het uiteindelijke voor de mens per definitie onbegrijpelijke, voor haar God. De mens is ongekend rijk aan talenten, vol kracht in alle opzichten is hij centrum, de kern, het middelpunt waar alles om draait. De mens draagt hemel, aarde en schepping in zich. In hem is alles aanwezig. Toen God de wereld schiep, had hij al vastgesteld dat hij mens wilde worden. Dit is een mensgericht Godsbeeld, waarin de mens verheven is tot het doel en eindfase in de existentie en essentie van het goddelijke. Ondanks zijn existentieel gegeven is de mens de meest volmaakte spiegel van het leven. De incarnatiebeleving is in Hildegard's beleving het fundament van de wereld, de kiem van de kosmos. De mens is tegelijk schepsel en schepper.